Nachtevening

tekst: Pieter De Buysser
regie: Inne Goris
muziek: Eavesdropper
productie: LOD en Zeven

 

 

 

 

 

Het kwaad van Medea is een archetypisch kwaad, een onmenselijke wreedheid die zich nog steeds vandaag en iedere dag blijft herhalen, zowel op geopolitieke schaal als aan de keukentafel. Niet iedereen heeft te maken met een vrouw die haar vier kinderen vermoordt, maar het vraagt niet eens verbeelding om te zien dat iedereen dagelijks betrokken is in een concrete, onmenselijke gruwel. Hetzij als burger, hetzij als vriend, geliefde, buur of broer. In Nachtevening zijn Jason en Medea samen. Het kwaad heeft zich al een tijd geleden voltrokken. De tragedie is gebeurd maar zij zijn er nog. In het stuk zoeken Jason en Medea een onmenselijkheid die de wreedheid van Medea’s daad evenaart: de paradoxale onmogelijkheid van herinneren en vergeten: vergeven.

Maar bestaat er een vergeven dat geen verraad is aan het geheugen? Als het onmogelijk is, moet zo’n moment er dan niet zijn wil de toekomst niet een blinde herhaling blijven van het verleden?

De equinox, of de nachtevening, vindt twee keer per jaar plaats, het is het ogenblik waarop de dag precies even langs is als de nacht.

Daar speelt deze voorstelling zich af.

De tekst wordt uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek. Het boekje bundelt drie teksten die elk op verkenning gaan naar het leven na de tragedie: "Nachtevening", "De laatste tragedie" en "Een zonnige verschrikking". Het is te koop bij iedere voorstelling, in Passa Porta in Brussel, Walry in Gent en De Groene Waterman in Antwerpen of bij bestelling op deze site.

Naar aanleiding van de voorstelling Nachtevening vond het volgende interview plaats met Daniëlle De Regt:

Judaspassie was jullie eerste gezamenlijke voorstelling onder de vleugels van LOD. Hoe kwamen jullie bij elkaar uit?
Inne: Judaspassie was een project op initiatief van Dominique Pauwels. Wij zijn daar allebei ingestapt op zijn uitnodiging. Pieter stond in voor de tekst. Op een bepaald moment moest die op de een of andere manier geënsceneerd worden. Toen ben ik erbij gekomen.

Pieter: En zo zijn we aan elkaar uitgehuwelijkt.

Inne:Voor mij was dat een compleet nieuwe manier van werken. Ik neem graag de tijd om grip te krijgen op een tekst of een concept. Om er mijn eigen ding in te vinden, zeg maar. Voor Judaspassie waren er op voorhand al een aantal zaken vastgelegd. Dat was niet echt evident voor me.

Pieter:Ik zie onze samenwerking voor Judaspassie als een voorstudie op Nachtevening. Doordat we toen vaak samen de reis Brussel-Gent maakten, zijn we beginnen praten over theater, over wat we daarin zochten, waar we mee bezig waren. We ontdekten dat onze werkwijzen nogal van elkaar verschilden.

Inne:Zo van: “Hè, jij hebt eerst een tekst en dan pas begin je eraan?

Pieter:Of: “Jij begint dus eerst met improviseren, met beelden…?” Ik vertrek doorgaans vanuit een gedachte, een logos, een ontwikkelbare verhaalstructuur. Dan kom ik tot een scènebeeld. Of niet, dat kan even goed. Mijn vertrekpunt is de theatraliteit van taal en denken die een lichaam krijgt. Bij Inne is het juist omgekeerd. Zij vertrekt vanuit een beeld, een lichamelijke aanwezigheid op scène. Daaruit ontstaat een dramaturgisch verhaal. De dramaturgische idee die voortvloeit uit haar beelden, hoeft niet altijd de gedaante van een tekst te krijgen.

Inne:Hoewel ik graag improviseer, start ik natuurlijk niet vanuit het ijle. Bijvoorbeeld voor "Naar Medeia" vormde het gegeven van zeventien jongeren op scène een belangrijke opstap.

Pieter: Voor Nachtevening ben ik bij Inne gaan kijken toen ze aan het repeteren was met Lieve Meeussen en Jorge Jauregui Allue . Tijdens die repetities heb ik een paar losse zinnen en fragmenten geschreven. Op basis van een compilatie van die maand ontwikkelde ik een concreter idee. Ik had van Inne een titel en een duidelijk theatraal gegeven meegekregen. Ik had de fysieke aanwezigheid van die mensen gezien, de spanning tussen hen gevoeld. Vanuit die basis ben ik met een inhoudelijk voorstel gekomen en aan de uiteindelijke tekst beginnen schrijven.

Geluidsontwerper Yves De Mey is ook betrokken bij Nachtevening. Inne, dit is niet de eerste keer dat jullie samenwerken.
Inne:De grote uitdaging voor hem is dat hij voor het eerst met stemmen gaat componeren. Er is een koor van acht mensen. Het koor kan echter niets zeggen. Ze zingen dan ook geen tekst. Ik wilde de jongeren uit Naar Medeia op een of andere manier aanwezig laten zijn in Nachtevening. De tactiele kwaliteit van Yves’ soundtrack voor Naar Medeia wilde ik ook hier terug hebben. Ik ben daarom naar de hele scenische opstelling gaan kijken. Een soort kleine ring, een kleine kern waar de twee spelers zich bewegen. Het publiek zit errond en het koor beweegt zich vrij achter de toeschouwers. Auditief kan dat denk ik erg spannend zijn. Voor het overige is Nachtevening niet op muziek gezet. Zowel Yves als ikzelf gaan erg intuïtief om met de verhouding tussen de muziek en wat er op scène gebeurt. Het draait vaak rond een aanvoelen van de spelers op de vloer. Dat ze het gevoel hebben de ruimte te krijgen om ermee te improviseren.

Pieter, is de inbreng van Yves De Mey voor jou een sturende factor geweest?
Pieter
: Ja, vooral voor het ritme van de tekst. Ik zou erg graag erg lange witregels willen inlassen. Het verraderlijke is anders dat je een tekst doodleest.

Inne:De soundtrack is ook erg filmisch. In het verleden heb ik aan Yves veel explicieter aangegeven wat ik wilde. Voor Droesem wilde ik bijvoorbeeld een wals met pianomuziek. Ik was toen erg benieuwd hoe hij dat ging doen. Pieter heeft denk ik voor Nachtevening ook anders geschreven dan ik van hem gewoon ben. Compacter. Dat vind ik spannend.

Nachtevening is de epiloog van Innes voorstelling Naar Medeia. We zien Jason en Medea na de gruwelijke feiten. Wat interesseert jullie aan hun kant van het verhaal?
Inne: Tijdens mijn studie in Maastricht moest ik iedere week een theatertekst lezen. Ik deed dat niet zo graag, moet ik eerlijk zeggen. Maar Medea is één van de teksten die effectief is blijven hangen.Wat me vooral is bijgebleven is de vraag naar het waarom. Hoe kan een moeder haar kinderen vermoorden? Hoe kun je zo godsgruwelijk uit de hoek komen? Ik denk vooral dat ik door het lezen van Martha Nussbaum [een ethiek-filosofe, DDR] het gevoel heb gekregen dat wij echt niet beter zijn. Ik denk dat ieder menselijk wezen in staat is tot gruwelijke dingen. Medea is niet ver van ons bed. Dat is de spiegel die ik wil voorhouden. Mijn uitgangspunt om Nachtevening te maken waren Jason en Medea samen in een kleine ruimte met het publiek rondom hen. Er is geen ontsnappen mogelijk. Voor niemand. De moord is achter de rug. Het verhaal dat ervoor ligt hebben we al eindeloos vaak gehoord en gezien. Dat wil ik niet opnieuw vertellen. Ik wil die twee mensen op een ander moment pakken. Hun verhaal moet ook verteld én gehoord worden.

Pieter: Ergens in de tekst zegt Medea: “Ik heb van het donkerste het donkere gezocht”. Ik wilde nu dat ze in het stuk het ogenblik zoekt waarin het buitensporig donker een buitensporig licht evenaart, de nachtevening of de equinox. Zo onmenselijk de wreedheid die ze begaan heeft - als moeder je kinderen vermoorden- zo onmenselijk is wat ze nu wil: vergiffenis. Jason en Medea ontmoeten elkaar na de tragedie. De centrale vraag van Nachtevening is voor mij: hoe onmenselijk is vergeving? Is er vergeving mogelijk zonder verraad te plegen aan het geheugen?

Dit is het punt waar het individuele en het politieke elkaar raken. Zowel in politieke als in andere relaties wordt verondersteld dat je na een conflict tot een redelijk verdrag kan komen. Maar meer dan eens is de schade te groot. En nochtans, wil de toekomst geen blinde dodendans blijven, moet er een belofte gemaakt worden, moet er vergiffenis worden geschonken.

Vergiffenis breekt met de berekening van een afrekening, een pardon is even onlogisch en ongerijmd als een moeder die haar kinderen doodt. Het verhaal van Jason en Medea is een verhaal van heel wat andere mensen en gemeenschappen. Dat mensen in staat zijn tot excessieve wreedheden is door de geschiedenis afdoende bewezen. Om te kunnen vergeven is een even grote excessiviteit nodig.

Inne, de spanning tussen het individu en het collectief is een baslijn in je werk. Nu zullen er voor het eerst twee mensen tegenover elkaar staan.
Inne: Voordien wilde ik dat niet doen. Ik heb een heel traject moeten afleggen om bij het koppel uit te komen. In Zeven zijn alle mannen eruit geknipt. Voor Drie Zusters ook. In La petite fille qui aimait trop allumettes spelen mannen dan weer een belangrijke rol. Het meisje moet hun juk echt afwerpen. Ze speelt vooral achteraan en moet zich de ruimte letterlijk toe-eigenen. Het oorspronkelijke plan was om eerst het verhaal van Jason en Medea te maken en dan dat van de kinderen. Uiteindelijk hebben we ze omgedraaid. Daar ben ik blij om. Want ik was daar nu pas klaar voor.

Ik zou ‘vergeven’ willen ombuigen naar tevergeefsheid. Iets wat denk ik in veel van jullie voorstellingen een rol speelt. Zoals bij meer hedendaagse regisseurs en schrijvers. Beckett blijft precies erg actueel. Tegelijkertijd krijg ik de indruk dat ik bij jullie de tevergeefsheid der dingen wel een kiem van optimisme in zich draagt. Zinloosheid wordt door jullie niet verabsoluteerd.
Inne: Ik heb de reputatie om donkere voorstellingen te maken. Terwijl ik denk dat er altijd wel hoop in ze schuilt. Die zit dan in kleine dingen. In Drie Zusters is er helemaal op het einde een zus die alsnog in de deuropening gaat staan. Ze gaat er niet door. Maar je ziet daarin wel de verwachting: een dezer dagen doet ze het toch. Ik krijg regelmatig de vraag of ik met grote maatschappelijke vraagstukken bezig ben. Ergens wel. Maar in eerste instantie ben ik geïnteresseerd om te zien wat er gebeurt binnen een kleine groep van mensen. Want dat is al zo complex en onwaarschijnlijk.

Pieter: Het straffe bij Inne vind ik dat ze het kleinmenselijke abstraheert tot je een kern overhoudt die een oerkracht in zich draagt die buiten het psychologische kader valt. Voor mij is een psychologisch kader een register waarmee ik soms werk, maar dat kader vat niet mijn primaire interesse. Hier heb ik gefocust op een psychologische taal en kader, en als vanzelf dendert op de achtergrond een denken mee over de verhouding tussen verbeelding en politiek, en de geschiedenis waarin die verbeelding zich inschrijft. Die wordt niet alleen geschreven door individuele emoties. Het zijn ook producten van politieke emoties. Ik ben niet optimistischer of pessimistischer dan Beckett, ik heb misschien een wat zonnigere aanpak maar dat is hoogstens een kwestie van stijl. Ik probeer wel wat hij aanraakte op een andere manier thematiseren, omdat onze tijd ook fundamenteel anders is. Het zwakke absolutisme van de jaren vijftig is een reactie op de naïeve mensbeelden die men had meegekregen van het katholicisme. Daar hebben wij geen last van. Wij kunnen vrij complexloos omgaan met met emotionele gedachten of denkwaardige emoties als hoop, geloof en liefde. Die zijn nu losgeweekt van hun katholieke en hun Verlichtings-wortels. Daar wil ik het over hebben. Hoe bespeelbaar kunnen die dingen zijn aan het begin van de de 21ste eeuw?

In het licht van onze catastrofaal georiënteerde crisistijd zou het meest voor de hand liggende antwoord zijn: niet.
De laatste werken van filosofen als Hanna Arendt en Jacques Derrida gingen juist over het pardon. Geschreven tegen het eind van één van de meest catastrofale periodes uit de geschiedenis: de twintigste eeuw. Ik zou wel graag een sprong maken uit dat fataal getrokken spoor. Ik denk dat er een soort pessimistisch regime is dat samenhangt met ons bourgeois conservatisme. De angst en het negativisme die overheersen zijn zaken die we ons gewoon kunnen permitteren. Want Vlaanderen is nog altijd rijk. Als je het in historisch perspectief ziet, is dergelijk defaitisme erg wanstaltig. Daar maak ik met plezier een drama van.

Jullie volgende voorstelling zal Muur zijn.
Pieter: De aanleiding voor Muur is een uitnodiging van het Goethe Institut om deel te nemen aan het theaterproject After the Fall- Europa nach 1989. Het verhaal speelt zich af in 2074.

Kort gezegd staan er vier kinderen centraal die zich al meer dan vijftig jaar genesteld hebben op een stuk ommuurd waste land waar mensen passeren om te rusten, vloeken, staren… Zij vormen een bron van verhalen op zich.
Inne: Dit is een concept dat volgens mij klopt en waar ik echt iets mee kan. Het idee voor Muur is eigenlijk al een jaar oud. Ik speelde op een bepaald moment met de gedachte om zelf te schrijven. Gaandeweg heb ik dat toch maar losgelaten. Schrijven is nu eenmaal niet zo simpel.

Pieter: Ik had op datzelfde moment voor mezelf beslist om te stoppen met regisseren.

Inne: Toen we hadden afgesproken om samen te zitten voor Muur, had ik halvelings besloten om toch maar niet mee te stappen in dit verhaal. Ik vind het gewoon erg moeilijk om iets te doen met een kant-en-klare theatertekst. Gelukkig gaf Pieter toen aan dat hij graag een verhaal wilde schrijven waar ik zelf mee verder mocht gaan.

Pieter: Ik laat het hele regisseren van voorstellingen vanaf nu liever aan me voorbijgaan. Ik wil liever een toneelschrijver zijn die actief betrokken is bij de praktijk. Bovendien denk ik dat Innes beeldtaal goed past bij de manier waarop ik met taal omga. Dus zo hebben we elkaar weer mooi gevonden.

Daniëlle de Regt