06/11/2009

Ik heb een kleine groteske geschreven. Het is een verhaal voor iedereen en voor altijd maar omdat zelfs op het internet zoiets wat breed bemeten is, houd ik het op een verhaal voor iedereen die houdt van oranje sprookjes, hoofddoekjes, en het uur waarop iedereen totaal geëmancipeerd is.

Ik heb het in een videoboodschap verteld in Amsterdam, theater Frascati, waar een avond georganiseerd werd "Utopia/Dystopia". De video vind je onderaan.

Een kleine groteske over M., een gemiddelde man, verstrikt in de grotere emancipatiesprocessen.

Die maandagochtend was voor M. niet goed begonnen. Zijn simkaart was losgekomen van de voorkwab van zijn hypofyse waardoor hij zich niet meer offline kon melden voor zijn werkgever in Bejing. Dat kwam wel vaker voor. Erger was dat hij zich ook niet meer kon afsluiten van het netwerk van zijn spelletjesconsole.  Door de impulsen die rechtstreeks naar zijn zenuwstelsel werden gestuurd begon zijn onderkaak te trillen terwijl hij zich aan het scheren was. Met een gezicht als een schoteltje tomaat mozarella stapte hij die ochtend uit de metro. Netjes in het pak, de das strak geknoopt.

Het was de eerste dag. We zijn 2045. De socialisten waren na 30 jaar  verschrompeling opnieuw aan de macht.  Een half jaar geleden had een partij van creatieve ondernemers, designers en eco communitypeople  in oude magazines prentjes teruggevonden van de gloriedagen van de sociaaldemocraten in Europa aan het begin van de 21ste eeuw. Deze nostalgie werd aanvankelijk vet fout gevonden en won dus snel aan aantrekkelijkheid.

Ze hadden net een glorieuze verkiezingsoverwinning behaald, volgens politicologen omdat ze zo goed waren in het aanbieden van eens iets anders, en dat dan toch ook nog vertrouwd genoeg was.
De eerste wet van de partij die zich boudweg “De Socialisten” noemden, ging vandaag van kracht.  De stropdas, ofte: de plastron, is officieel en bij wet verboden.  Alle nieuwsberichten bulkten ervan, M. was het vergeten. Hij droeg een das en tegen de macht van de gewoonte zeik  je niet. Voor de draaideur van zijn kantoor stond een jonge twintiger, een rood t-shirt onder een zwart colbertje.

“Excuseer”, zegt hij. “Geen das meer toegestaan”.
“Mmmm”, zei M.
“Deze wet is er voor u. U bent bevrijd.”
“Waarvan?”
“Van uw das.”
“Ik wil daar helemaal niet van bevrijd.”
“Dat zeggen ze allemaal in het begin. U beseft zelf niet hoezeer u onderdrukt bent.”
“Onderdrukt?”
“Religieuze, ideologische onderdrukking meneer, het eerste kenmerk is dat u zelf daar niet van bewust bent, daarom zijn wij er voor u.”
“Moet ik nu mijn das uitdoen.”
“Inderdaad, u mag uw das uitdoen. Vanaf nu zijn alle publieke ruimtes en is iedere werkomgeving verplicht neutraal. Welkom in uw nieuwe geëmancipeerde leven !”
“Maar ik ben het zo gewoon.”
“Inderdaad, u bent het gewoon geworden om gedwongen te worden dit symbool te dragen van kantoorslaaf, van medeplichtige aan het globale marktdenken, u mag thuis uw devotie beleven, maar niet meer op het werk of in de publiek ruimte.”
“Maar iedereen draagt een das.”
“Kijk eens rond meneer, niemand draagt nog een das.”
“Hoor ik dan vanaf nu bij niemand?”
“U mag uw identiteit niet laten afhangen van het al dan niet dragen van een stropdasje meneer, uw menselijke waardigheid is omvangrijker dan dat lapje stof.”
“Maar ik verlies mijn waardigheid toch niet door een das te dragen?”
“Oh toch wel, u doet dat omdat u dat moet doen, u zwicht verknecht onder de impliciete dwan een das te dragen, u opgelegd door de orthodoxie van de werkende westerse mens.”
“Maar ik ben toch ook een werkende Westerse mens?”
“Beseft u meneer, dat het nog maar 30 jaar geleden is dat de islamitische meisjes in Europa verboden werd een hoofddoekje te dragen?”
“Eindelijk is de emancipatie nu doorgeschoten naar alle geledingen van de maatschappij, en bent ook u bevrijd van het symbool van uw onderdrukking. Weg met de das!”

M. was niet wakker genoeg om verder te argumenteren, en hij deed gedwee zijn das uit.

Tien jaar later waren de liberale humanistische herauten de overwinnaars van de verkiezingen. Zij hadden met lede ogen moeten toezien hoe het plastronverbod had geleid tot een nieuwe vorm van religieuze en ideologische onderdrukking. Zowel in de publieke ruimte als op de werkvloer tekende zich steeds vaker het schisma af tussen zij die gekleed gingen in producten van de grote merken, en zij die gekleed gingen in de namaakartefacten. De namaakkleren werden verboden. Ze waren een uiting van onderworpenheid aan een merkensysteem waar niet vrij voor werd gekozen. Iemand die zich geen Nike schoenen kan permitteren, moet Hema schoenen dragen in plaats van namaak Nikes. Deze vorm van hypocrisie, oplichting en zelfbedrog moest een halt worden toegeroepen en als er halt moest worden geroepen waren de conservatieve liberale humanistische herauten graag van de partij. M. ging de komende tien jaar gekleed in Hema confectie.

Tien jaar later kwamen de eco-demo-dynamo’s aan de macht. Ze wilden hun steentje bijdragen aan het grote verhaal van het voortschrijdende emancipatorische humanisme en besloten om ieder uiterlijk symbool dat een ideologische, religieuze stempel droeg voorgoed te bannen.  In de publieke ruimte en op de werkvloer zouden voortaan alleen nog mensen worden toegestaan die volledig naakt en geschoren zijn. Om hygiënische en andere redenen werden gratis nauwsluitende, huidskleurige pakken van plasticine en siliconen ter beschikking gesteld.

Een jaar later, slechts enkele dagen voor zijn pensioen, kwam M in zijn siliconenpak aan op zijn werk.  In de grote hal, voor hij zich op de roltrap zou zetten die als een kikkertong hem naar zijn bureau zou brengen, ging hij met zijn hand in de gulp ter hoogte van zijn kruis. Hij haalde er een stropdas uit. Deed ostentatief zijn das om. Zijn collega’s schoten in paniek weg achter de plastieken palmbomen. Hij stak nu zij halve arm in zijn gulp en viste er ook, zonder een vin te verroeren, een hoofddoekje uit, hij knoopte het hoofddoekje aan zijn das, ging op de roltrap staan, strekte zijn armen, greep de luchter en legde in enkele seconden een mastworp rond de luchter, hij sprong over de reling en hing zichzelf op. M. bengelde aan zijn das en zijn hoofddoekje in het midden van de inkomhal, terwijl kleine drupjes diarree uit zijn siliconenpak gleden op de gelijkmatige paniekerende collega’s.

Sindsdien, en voor iedere volgende drieduizend jaren, werd ieder mens die zich vrijwillig en bewust onderwierp aan wetten die sterker waren dan hijzelf, veroordeeld tot een zes maanden durend strafkamp. Daar werd hij vakkundig gedrild in originaliteit en werden hem kordaat de veelkleurige vormen van authentiek zijn bijgespijkerd. Af en toe ontsnapte een enkeling uit het kamp en naar het schijnt ontstonden er in de buitenwijken kleine gemeenschappen. Veel kan daar nu nog niet over gezegd worden behalve dat ze volstrekt nieuwe rituelen ontdekten. Ze vonden die uit,  uit de onderlagen van hun geheugen.

Deel 1 - 6 min

 

Deel 2 - 6 min

 

Een bijdrage voor het programma Utopia/Dystopia in Frascati, Amsterdam