Ik richt me tot jullie. Ik ben me bewust van het tevergeefse van deze betrachting, want jullie figureren niet in een fabel, nee, jullie zijn wat jullie zijn : knieholtes van Ben Weyts.  Daar valt niet over, laat staan mee te redetwisten.  Nochtans, als ik me enige hoop permitteer aangaande Ben Weyts, dan betreft het jullie, zijn knieholtes. Ik hoop op jullie. Ik vertrouw jullie. Ik geloof in jullie. Enkele weken geleden genoot ik samen met Ben Weyts van een bordje paling in de brasserie van Bozar. Aanleiding was de vrees bij de mensen van De Buren en het VTI dat kunst en cultuur afwezig zouden blijven tijdens deze verkiezingscampagne. Om daar iets aan te verhelpen nodigden ze kunstenaars en politici uit om met elkaar kennis te maken. Ik had het strootje Ben Weyts getrokken. Ik keek er erg naar uit. Een nazaat in rechte lijn van de Vlaamse beweging. Waar zitten die sporen van een bevlogen cultureel idealisme dat zich onverkort inzet voor ontvoogding en emancipatie? Ik ben dan ook dankbaar voor de historische verdienste van de Vlaamse beweging en ik maak graag gebruik van haar verwezenlijkingen. Toen we kennis maakten zei hij blij verbaasd te zijn dat “iemand van de cultuur” een NVA-politicus een hand durfde te geven. Ik voelde niet de neiging me te verontschuldigen namens collega’s en bood hem mijn tweede hand. Niemand hoeft te leven met het gevoel een paria te zijn. Zeker niet iemand die feitelijk tot het establishment behoort. Ik zei: we zijn beide democraten, laat ons het gesprek beginnen. Hij bleek het niet gewend te zijn om zonder ironie aangesproken te worden, en hij begon te bewijzen hoe democratisch hij wel was. Waarop ik niet anders kon dan ook dit ernstig nemen en zodoende moest ik hem in herinnering brengen dat democratie bestaat uit het leven met het georganiseerde meningsverschil. Bijvoorbeeld:  we leven samen in een democratie genaamd België, hier is een gemeenschap die een andere taal spreekt en waar een meerderheid op dit moment andere politieke prioriteiten heeft dan in het Noorden van het land.  Wie over dit verschil zegt dat we het nu eindelijk maar eens moeten erkennen: “in ons land zijn twee democratieën, splitsen dus,” die geeft het meest pijnlijke bewijs de quintessens van de democratie niet aan te kunnen. Die slaat op de vlucht voor waar het om draait en die pleit de facto voor het opschorten van de democratie. Ik was door lichte gene overmand deze man die zich erfgenaam noemt van de Vlaamse beweging en intussen beroepspoliticus van de grootse partij van Vlaanderen is, te moeten uitleggen dat democratie net bestaat uit het omgaan met die onenigheid, uit het organiseren van dat lastige verschil. Hij vond dat ik spijkers zocht op laag water.  De lunch was verrukkelijk, gelardeerd met verscheidene amuse-gueules. Ik heb tot ons beider plezier wel tien keer moeten ontkennen dat ik Belgisch nationalist ben, hij scheen dat maar niet te willen geloven. Het bestaan van een wereld waar je als Vlaming noch Vlaams nationalist noch Belgisch nationalist bent, leek hem volstrekt ongerijmd. Hij opperde schalks dat ik dan vast zo’n ontwortelde snobistische kosmopoliet ben. Ik zei hem dat dit comfort me vreemd is: ik kan enkel wonen bij mijn geliefden en in het werk dat ik maak, maar dat werk is wel geworteld in een gemeenschap, soms is die gemeenschap Vlaams, maar vaker  trekt die zich van landgrenzen niets aan. En voor de rest: zand in mijn schoenen en planeten die botsen met mijn verstand. In de ogen van veel Vlamingen ben ik intussen niet meer elitair maar ben ik een rat, een knaagdier dat aan hun begroting en aan hun gedachtegoed zit.

“Allez, smakelijk dan.”

Hij zou de hele middag die schertstoon maar niet van zich afgeschud krijgen. Hij grapte dat hij nadien de rekening wel zou betalen: “Met de visa  van den NVA. Man, gaat dat maar eens uitleggen aan uw bobo-vriendjes, het zal rap gedaan zijn met uw carrière zeker? Dat compromitteert u hé vriend!”. Toen legde ik hem voor dat we aan het begin van de 21ste eeuw  te maken hebben met nakende ecologische catastrofes en sociaal-economische rampen, dat geen verstandig mens dit nog in twijfel trekt, en dat de Vlaamse republiek daar met de beste wil ter wereld niet het gepaste antwoord op kan zijn.  Daarop zei hij dat ik precies de wereld wilde verbeteren: “Gewoon voor uw stoep vegen, als wij hier onze eigen democratie op orde hebben, dan zal’t al wel goed zijn zeker?” Ik was te verbaasd door dit antwoord zodat ik hem niet meer heb gevraagd hoe volgens hem het verbeteren van de werkomstandigheden van de directeuren, de onderdirecteuren, de directiesecretaresses en desgewenst het hele junior mangement-team van de Vlaams KMO’s ertoe zouden bijdragen dat binnen de streek Vlaanderen, de democratie rechtvaardiger en ecologischer zou worden. We praatten nog wat maar de rest van de middag dacht ik in stil verdriet terug aan de tijd toen de Vlaamse strijd nog een gerechtvaardigd sociaal gevecht was. In welomlijnde stadia in de ontwikkeling van een volk kan nationalisme inderdaad een emancipatorische kracht van betekenis zijn. Het is alleen een kwestie van timing.

Hij vertelde dat hij nochtans van opera houdt. Als federaal parlementslid –een parlement dat hij ten andere wil afschaffen- geniet hij van een gratis abonnement op de Muntschouwburg. Ik gunde hem dit van harte. Laat ons het koesteren. Zijn gebruik van één gratis abonnementje is een schamel restant van het brede culturele élan dat de Vlaamse beweging ooit voor ogen had.

Het gesprek verliep voorts uiterst joviaal, we waren voor geen mopje verlegen.

Maar jullie, beste knieholtes, op jullie stel ik mijn hoop, mijn vertrouwen en mijn geloof. Het gaat me niet alleen om de buigzaamheid die jullie deze man kunnen geven, het gaat me om de ruimte die wij delen. Jullie bestaan door een leemte, een niet te markeren gemis. Jullie zijn net als de ruimte die kunst in neemt: niet materieel maar moest deze afwezigheid afwezig blijven zouden wij allemaal over die stijve benen van mekaar struikelen en dat zou onder meer de kosten van de sociale zekerheid onnodig de hoogte in drijven. Jullie zijn de uitdijende ruimte van het “nog niet”. Jullie delen de plaats van de kunst. Jullie kunnen iemand door de knieën doen gaan, in verdriet, in verrukking, in schaamte … Er is geen valide mens die geen knieholte heeft. Jullie zijn het bewijs dat kunst het meest democratische is. Daarom wil ik met jullie praten, over jullie praten. Wij moeten spreken over het verbijsterende wonder in leven te zijn,  over de vreugde en over het ongerijmde verzet tegen de fataliteit van de dingen. Daar waar iedereen zwijgt, moeten wij het doen.

______