Lecture performance, in English, at the Un-economic Summit at Kaaitheater, 21/01/2010

Spijt, spasmen en psalmen in uw kansbereking

wanhopige bankierIk kom de lof zingen

Lof aan de paria’s, de onderkuipers, de schuldigen, de zwijnen van deze crisis. De zondaars in wiens ogen we van staatswege zwarte pek gieten en dan nog zal de bling bling in hun pupillen er doorheen schitteren. De speculanten.

Ik kom ze kussen. De financielen zijn het laatste regiment van de speculatief ingestelden dat onze planeet nog kende, en we ontdoen ons van hen  als van een natte vod   tussen de benen. Hedge fund managers, traders in afgeleide producten, handelaars in turbo’s, speeders, futurs: ze kunnen gaan, ze kunnen kruipen, ze kunnen verdampen als een pensioenfonds. We zijn er als de kippen bij om voor het meest sympathieke rondepuntenkunstwerkje een erfgoedweek te organiseren, terwijl we de speculanten in futurs met pek en veren onze nochtans brede laan uit sturen. Deze grensgangers van de rede, deze inveesterders in waanzinnige winsten, ze dienen dringend beschermd te worden als cultureel erfgoed. Zoals eens een absurd waanzinnige kathedraal, een doek van David Teniers dat krankzinnig speculeerde op buitenissige winst in stamelende schoonheid, zo zijn zij, vandaag, ons openbaar kunstbezit.

Wie anders, als laatste, hield de eer van de speculatieve rede hoog? Wie anders celebreerde de afgelopen 50 jaar de waanzin van de wonderbaarlijke vermenigvuldiging, de gestoorde passie voor het meer? Hoe moet het nu voort met dat toekomstje van ons nu deze investeerders in futurs publiekelijk aan de schandpaal worden genageld?  Verketterd en vernederd als veraders van de ware leer: die van het gezapige het zal wel gaan. Wie morrelt er nog aan de grenzen van ons huishouden, wie verlegt er nog, niet in onnozele artistiek- symbolische gestes maar in harde euro’s de limieten van ons wegdeemsterend avondland? Wie anders wist nog met hemeltergende acrobatie het virtuele te laten omslaan in iets reëels, van het reële een virtuele cijferdans te maken en weer terug: de fictie in de feiten te kappen en de feiten om te toveren tot fabelachtige ficties die aan werkelijkheid niets tekort komen?

toreador

Eeuwen is er gezocht naar het geheim van alchemisten, hoeveel lamme esoterische leerstellingen zijn er niet ontwikkeld, hoeveel meters inferieur proza hebben we er niet voor moeten slikken vooraleer we aan de kaap kwamen die deze heren moeiteloos wisten te nemen: van 1000 dollar maak je er 10.000, van 10.000 100.000, en van 100.000 opnieuw anderhalve dollar? Nooit in de geschiedenis heeft iemand hen dat na gedaan. En nochtans was het werkelijk: er zijn torengebouwen uit opgetrokken, kunstmatige palmboomeilanden mee opgespoten, kinderkankerfondsjes mee gespekt en museumcollecties uitgebreid. Inderdaad: nu worden er fabrieken door gesloten, bedrijven genationaliseerd, arbeiders, bedienden en kaderleden komen hand in hand op straat en er worden zelfs heelder landen failliet verklaard, enkel en alleen door de speculatie van deze mannen achter de knoppen.  Dat de gevolgen van hun speculaties de laatste tijd catastrofaal nefast uitdraaien voor zowat iedere planeetbewoner pleit niet echt voor hen. Akkoord, ze hebben er een misselijke pap van gemaakt, maar dat is nu eenmaal het risico inherent aan speculatie. Moeten we daarom de speculatie als praktijk doorspoelen? We moeten de kots opruimen, de gewonden afvoeren, en opnieuw en beter aan de slag. Wat richtlijntjes opstellen, wat afspraken maken, wat beter doseren. Maar ook in onze regelgeving geldt: maat houden. Voor je het weet zitten we opnieuw in een volledig verzelfstandigd metafysisch stelsel, een communistische utopie, een losgeslagen speculatief systeem dat aan gevaar en absurditeit niet moet onderdoen voor de miljardendans van roekeloze traders.

verkeerslichtenregelaar

De mens die niet meer speculeert is als een vlam zonder vuur. Daarmee bak je niet eens een ei. Over vuur gesproken: als er nooit een waanzinnige holbewoner geweest was die erop speculeerde dat als je twee stenen tegen elkaar ketst er een vonk ontstaat, kenden we nu nog altijd slechts bij toeval de geneugten van het op vuur gebakken omelet. Als enkele jaren later Rembrandt er niet op had gespeculeerd dat hij uit de weinig verheffende bruine klieder verf op zijn palet een schilderij als De Nachtwacht zou kunnen tevoorschijn halen was er van zijn schilderij nooit sprake geweest. Als Pasteur en Marie Curie niet speculeerden dat er met radium één en ander te doen valt dan stond de behandeling van kanker nog in de kinderschoenen. Ieder onderzoeker zet al speculerend zijn stappen. Het is eigen aan speculatie dat er ontploffingen gebeuren in het laboratorium, of mislukkingen in het atelier. Wat we nu in de financiele wereld meemaken, is zo’n ontploffing. De vraag is: hoe moet het nu verder?

Wel, laat ons daar eens over speculeren.  Mijn speculatie is dat we het speculeren als praktijk moeten rehabiliteren. We spreken daar niet graag over. Speculatie is iets dat we net als geweld, liever outsourcen, uitbesteden aan lieden die daar hun handen aan vuil maken. We geven de staat of privé beveiligingsorganisaties het monopoli op geweld, omdat het niet zo netjes staat je daar zelf mee bezig te houden. Nochtans draait onze samenleving op geweld. Onze schoenen zijn gemaakt van schildkliertjes  van kleine Bangladeese kindertjes, onze stadsbussen rijden op bloed van jongemannen uit het Middenoosten, maar wijzelf houden van kunst en democratie en opinierende stukjes. Wij kunnen ons dat permiteren, net zoals wij ons verontwaardiging kunnen permeteren over die brute amerikanen en het geweld van politie op de G20. Dat onze samenleving niet kan funtioneren zonder excessief geweld kan de pret bederven, maar ach ook dat, het zorgt hoogstens voor wat intellectuele commotie. Nette mensen houden hun handen af van geweld, net als van speculatie. Die hebben een verzekeringspolis, een pensioenfonds, een keurige baan, slikken de meest efficiente pillen en kijken naar de meest catchy programma’s die allemaal aangeleverd worden door beursgenoteerde, speculerende concerns.
En zoals zo vaak: hoe netter, hoe dringender hij één en ander heeft te verdringen. 
Expliciete speculatie wordt uitbesteed, liefst zonder dat we ons daar al te bewust van zijn, maar de vruchten van de speculatie die willen we wel op ons bord. Net zoals we wel willen genieten van dat gebrade kippetje, maar niets te maken willen hebben met hoe dat hier nu terecht is gekomen tussen die gezond blozende tomaatjes. Net zoals een mens de dag niet doorkomt zonder beroep te doen op excessief geweld, zo komt een mens de dag niet door zonder te speculeren. Probeer ’s morgens eens met je auto of je fiets rechts af te slaan, zonder erop te speculeren dat je tegenligger niet ook plots rechtsaf zal slaan.

Piloten_Crash

Wat wij in onze hang naar cultuur en beschaving vaak gemakshalve “gezond verstand noemen” is je reinste, krankzinnige speculatie. De waanzin, het raderwerk van het geloof, de buitensporigheid van de speculatie, zit niet in  het aanmaken van waanvoorstellingen, maar zit net in het feit dat we die zo weinig bewust aanmaken, en beroep doen op wat we “gezond verstand” noemen. Als een moeder na een dag werken terug naar huis gaat dan speculeert zij erop dat ze haar kinderen thuis zal aantreffen, en niet onder aan het chassis van een vrachtwagen of in een opsporingsbericht. Ze speculeert erop dat haar kinderen haar zullen herkennen en dat ze blij zullen zijn haar weer te zien. Deze dagelijkse, minimale vorm van speculatie is levensnoodzakelijk, zonder zou ons leven een hel worden, volkomen onpraktisch. Nochtans is er geen enkele zekerheid dat die moeder haar kinderen thuis zal aantreffen. Om het in andere termen te zeggen, de moeder die naar huis terugkeert heeft geen kapitaalgarantie. Ik hoef u neem ik aan geen cijfers te geven over verkeersongevallen bij kinderen, of een andere greep te doen in de kermiszak van wat er allemaal mis kan gaan, maar return on investment is er zelfs in ons dagelijkse leven nooit bij.  Als we kijken naar de koers-winstverhouding van de thuis komende moeder, dan is het risico dat ze haar kinderen niet of in een drastisch gewijzigde omstandigheid zal aantreffen eerder klein te noemen. Klein risico, kleine winst. De moeder die thuiskomst zal het niet als een ontzettende winstmaximalisatie beschouwen dat haar kinderen gewoon thuis aan het spelen zijn. Het zal haar vreugde bezorgen, maar het is niet dé opstoot die een onverwachte boost van winst in haar leven zal genereren. De meeste mensen verkiezen deze kleine, duurzame winst, boven een groot risico met een grote winstkans. Daar is niets mis mee, zolang we er maar niet hypocriet over gaan doen: een moeder die thuiskomt en verwacht haar kinderen terug te zien doet een speculatieve belegging, ze investeert in het kleine, duurzame lange termijn geluk haar kinderen te zien opgroeien. Maar laten we een kat een kat noemen: dat is een riskante speculatie. Het is onaangenaam iets speculatie te noemen wat we liever “gezond verstand” of “gewoon zijn  gangetje” zouden noemen. Het confronteert ons met de grondeloze onzekerheid van ons bestaan.  Uw kind kan een hersenbloeding gekregen hebben en u niet meer herkennen, het kan heet water over zich hebben gekregen, het kan een neurotische aandoening krijgen, uw man kan verliefd geworden zijn op een ander en niet meer thuis willen komen, jijzelf kan in een landerigheid terecht komen die zelfs je nieuwsgierigheid naar je kinderen uitdooft.

run

Die onzekerheid is beangstigend, en omdat we ons daar tegen willen beveiligen doen we beroep op allerlei speculaties, net zoals we geweld gebruiken om ons te beveiligen.  Erkennen dat je speculeert, ophouden hypocriet te doen, aanvaarden dat we aan elkaar hangen van aan elkaar gelapte kansberekeningen, wanen, geloofssystemen en speculaties, betekent het risico, de bodemloze onzekerheid en onbeslistheid van het bestaan te aanvaarden. Hoe beschaafder we zijn, hoe minder we geneigd te zijn toe te geven dat we speculeren. In een goed georganiseerde samenleving, die prat gaat op haar voorspelbaarheid en haar beheersbaarheid, wordt de waanzin van het speculeren beschouwd als een aberratie. Terwijl we net aan speculatie zijn overgeleverd. Omdat we over de meest essentiele dingen die ons bestaan bepalen niets zeker weten, zijn we veroordeeld te speculeren. Er is geen weg naast. Ik speculeer dus ik ben. Net zoals geweld een noodzakelijk en stuwend element van onze samenleving is, en ook hier geldt: hoe beschaafder we zijn, hoe minder we dat willen weten, en hoe meer we ons daarvan af willen maken. Voor geweld hebben we leger en politie, voor speculatie hebben zo niet echt iets. Kunst,  jazeker, romans, theater, film, ze doen aan speculatie voor ons, maar het blijft op een veilige, beschouwende afstand. De godsdiensten aller landen hebben iets meer pretentie. Zij menen dat varkentje wel te wassen en hebben collectieve riten, lithurgiën en psalmen die de mens met minzame hand willen laten speculeren zoals hun godheid of zijn vertegenwoordigers op aarde dat voor de mens voor ogen hebben. Je moet al erg bang, of erg achtergesteld zijn, om je speculatie door deze herders in banen te laten leiden. En helaas zijn er velen in deze situatie. In het welvarende Westen hebben ze  aanzienlijk aan invloed ingeboet. Hun rol van speculatiespecialist schijnt overgenomen te zijn door de financiele speculanten. Zij gaan aan de slag met schuld en boete, met fiat-currencies. Geld en god hebben meer met elkaar gemeen dan we wensen. De financiele sector heeft dat goed begrepen en zij zijn –zoals vroeger de theologen-, handelaars geworden in producten van ons aller “credere”, ons geloven. Deze kredietcrisis, is etymologisch ook echt wat het is: een geloofscrisis. Het vetrouwen in de fiat currecncie, de geloefskoers, is weggesmolten. Het gaat er niet om elkaar nu een geloof of een andere waan aan te praten, integendeel, ik wil dat we weten wanneer we geloven en wanneer niet, en we geloven nogal onbetamelijk veel, omdat we nu eenmaal zo weinig zekerheid hebben. De Verlichting verder zetten, impliceert ook inzicht te hebben in je onuitgesproken geloofsystemen, een gehoor te ontwikkelen voor onze nauwelijks hoorbaar geprevelde psalmen, en het omzichtig vermijden van spastische reacties op ons lot vooralsnog veroordeeld te zijn tot speculatie. Deze kredietcrisis, of deze geloofscrisis, heeft het misleidende karakter dat hij de indruk wekt dat we beter af zijn zonder krediet, zonder speculatie, zonder futurs en andere afgeleide producten van de meest gesofisticeerde financiele speculatie. Het tegendeel is waar.

We hebben er allemaal rechstreeks of onrechtstreeks van genoten dat het speculeren voor ons werd uitbesteed. Geen auto, geen huis, geen ziektekost kon worden verzekerd zonder financiele speculatie, geen hypotheek kon worden verkregen, dus geen eigen woonst verkregen, zonder speculatie, geen pensioenfonds zou hebben kunnen uitbetalen zonder speculatie.  Onze westerse angst is zo groot, onze hang naar beveiliging en nette, zekere manieren zo verlammend, ons optimisme en militante hoop in de toekomst zo futiel, dat we van speculeren niets willen weten, maar wel een eigen auto, verzekering en huis willen hebben. Het is een eigenaardige paradox dat ons aandrang ons voor van alles en nog wat te verzekeren, alleen maar kan door speculatieve risico’s te nemen. Hoe meer je het onzekere wil uitschakelen, hoe meer je moet speculeren en dus hoe meer risico je loopt.

Als remedie  zou je kunnen zeggen: iedereen mag speculeren behalve de lieden uit de financiele sector. De bankier moet wel iedere voormiddag als hij koffie drinkt erop speculeren dat er koffie in zijn kop zit en dat zijn vrouw intussen doet wat hij speculeert dat ze doet, maar zodra hij terug aan zijn kantoor zit moet hij ophouden te speculeren. Dat is niet echt fair. Als we  allemaal wezens zijn die aan elkaar hangen van speculatie en geloof, van krediet en schuld,  van betalen en betaald zetten, dan is een verbod op speculatie voor de financielen zoiets als hen verbieden in het midden van hun gezicht een neus te hebben. Het is vanzelfsprekend best te begrijpen dat mensen kwaad zijn op bankiers, er is niet alleen veel geld verloren, er zijn ook de immense drama’s van miljoenen mensen die op straat zijn terecht gekomen. Natuurlijk is dat het gevolg van een onstpoord kapitalisme en van tragisch uit de hand gelopen hebzucht. Maar net zoals bedrijven gebruik maken van deze crisis om snel nog wat mensen op straat te zetten en de werkdruk op te drijven, wordt deze crisis misbruikt om speculatie nog meer te verketteren.  Maar we lijken te verdringen dat het morele kader van waaruit wij speculatie veroordelen, zelf de vrucht is van speculatie. Als je speculatie wil verbieden, wees dan consequent en verbied ook de moraal, want die kent evenmin zekerheid, grond en klaar en onderscheiden handvesten.

De positie van de radicale scepticus, of zelfs -waarom niet- van de nihilist die weet dat hij fundamentale zaken niet weet,  die ieder moreel en epistemologisch kader in twijfel trekt, die skeptische positie is de meest vruchtbare om een gerehabiliteerde speculatie te verwelkomen. Zolang de skepticus en de nihilist lebensraum krijgen, en dat is nog lang niet het geval -en dat is geheel terzijde een veel dringender taak voor het collectieve bewustzijn dan dat verachtelijk spuwen op bankiers- kan de praktijk van het speculeren op een gezonde manier beoefend worden. Dat wil zeggen: zolang we weten dat we speculeren, en onze speculatie blijvend erkennen als speculatie en niet doen alsof we handelen in gegarandeerde productjes maar in geloofsproductjes, dan zie ik een mooie toekomst voor de speculanten.

Vreemd genoeg pleiten vooral de nostalgici naar een socialistisch tijdperk voor  het afschaffen van speculatie en –de facto- om geld privé te houden. Als je daar op doordenkt is dat een erg vreemde redenering. Je eigen geld is voor jezelf, in een kluis of op een eigen spaarboekje, investeer het vooral niet in een ander zijn project of bedrijf want dat maakt van jou de vijand van de rechtvaardige verdeling. Je geld voor jezelf houden is in hun ogen helemaal niet individualistisch en egoistisch, het is je recht, het is de vrucht van je arbeid op sterk water gezet. Terwijl je als je aandelen koopt net je geld uitdeelt, het ter beschikking stelt aan ondernemers of producten waarin je gelooft en waaraan je wil bijdragen om hun activiteit in stand te houden of uit te breiden.
De weg uit deze kapitalistische ontsporing ligt niet in een terugkeer naar een socialistisch tijdperk. We hebben iets drastischers nodig, iets fundamentelers, iets ingrijpenders. We moeten gaan naar een transkapitalistische economie.  Het economisch model dat we nu kennen gaat uit van dezelfde princiepes als onze gangbare moraal: wat geleend is, moet worden teruggegeven. Voor wat hoort wat.

Economie en ethiek worden gedomineerd door schuld en schulden hebben. Beiden hebben hun wortels in ressentiment, wraak, aflossing, vergelding. Elke gunst moet tot op de laatste cent betaald worden.  Sloterdijk doet in “Woede en tijd” een interessante suggestie: hij vist in de Homerische heldenzangen het oud-Griekse begrip thymos op: fierheid, kordaatheid, eer, strijdvaardigheid. Daarmee kunnen we aan de slag: dat snel nu een stevige thymos opsteekt die het socialistisch miserabilisme, de christendemocratische deemoed en de liberale brutaliteiten naar hun respectievelijke keutelparadijsjes blaast.

En in onze komende transkapitalistische economie verlenen we voorrang aan ondernemingsdrift, aan vooruitwijzende, opbouwende, overstijgende gebaren. Aan op de toekomst gerichte operaties die de wet van schuldig worden en schulden maken overstijgen. Onze transkapitalistische economie van morgen zal moeten beginnen met het doorbreken van het terugbetalingsproces. Een kwijtschelding van de schuld, een gift. We beginnen met een economie en een ethiek die in onze waarden en alles waar we waarde aan toekennen niet meer baseert op het princiepe van de vergelding, maar –om het met de voorloper van deze omkering van de moraal –Friedrich Nietzche te zeggen: het princiepe van de genereuze fierheid. Alleen zo kan zich uit het kapitalisme haar tegendeel, haar meest radicale tegendeel ontwikkelen: de tijd van de vergiffenis, van de kwijtschelding, van de generositeit. Dat gaat niet over naastenliefde, maar om “verstenliefde”. Beste Soedanzen, beste Peruvianen, u hoeft uw schuld niet terug te betalen.  Geachte ex-huiseigenaar uit de  Lincolnstreet 7 te Californië, uw huis is door wegen die niemand begrijpen kan eigendom geworden van een bedrijf in de rue des Croisiers in Luik, België, een bedrijf dat mijn tweedehandsauto verzekert, wij schelden collectief uw schuld kwijt. Of om het met de woorden te zeggen van de superrijke sponsor Andrew  Carnegie in 1900 te zeggen: “Wie rijk sterft, heeft zijn leven te schande gemaakt.”

Laat ik tot slot even speculeren hoe zo’n transkapitalisme dat niet gebaseerd is op terugbetaling, ressentiment en verknechting door het verleden, maar door het princiepe van de fierheid, de verstenliefde, de vergiffenis, de kwijtschelding en de gift eruit zou kunnen zien.

Er was eens een kangeroe. Die transsprong de wereld rond, met in zijn buidel niets dan niets. Niets dan een radicaal skeptisch nihilisme waarmee hij iedere wandelaar op het voetpad voorzag  van een illusieloze nietsigheid. Hij deelde uit zijn buideltje niets uit, en de voorbijgangers, figuranten en hoofdrolspelers van onze komedie reageerden op de transspringende transkapitalistische kangeroe door hem op hun beurt hun waanzekerheden in zijn buideltje te stoppen. En voor we het doorhadden brak de tijd aan van de trotse, vrijheidslievende, toekomstgerichte, vergevingsgezinde en vrijgevige mens. En die begon, met dit fabeldier.

Kangeroo